Tweede Wereldoorlog
Nederland wordt in de jaren dertig getroffen door een zware economische crisis. Steeds vaker moet Jan op reis naar een vergadering van het landelijk bestuur, naar een plaatselijke afdeling, een overleg met andere bonden of met het ministerie. Pas na 1938 begint de klompenmarkt zich te herstellen. De klompenprijzen stijgen weer. In de oorlogsjaren die volgen blijft het zelfs beter gaan.
Wel gaan dan distributie-regels gelden voor de grondstof voor de klompenmakerij: het stamhout van wilgen, populieren en iepen. De klompenmaker zelf gaat gebukt onder de Duitse regelzucht met zijn toenemende administratieve rompslomp. Veel dagelijkse consumptie-artikelen worden schaars en al snel onderdeel van de distributie. Zij ‘gaan op de bon’ maar de klompen gaan dat niet.
Het gewone leven van alle dag lijkt door te kunnen gaan en verjaardagen blijven Jan en Riek van den Berg met kinderen en kleinkinderen thuis vieren. Daarover schrijft kleinzoon Jan van Rooijen Fzn in zijn ‘Herinneringen aan Opa en Oma’ 2007:
Na aankomst en de nodige felicitaties en uitwisseling van de laatste nieuwtjes mochten we gaan spelen. Het was niet de bedoeling dat wij bij de visite zaten in de voorkamer. We moesten ons vermaken in de andere vertrekken en rondom het huis. De klompenschuur was geweldig. Van die ingewikkelde kopieerfreesbanken en draaibanken kon ik geen genoeg krijgen. Als ik even de kans kreeg, vroeg ik Opa honderd uit. Onder de grote hopen houtzaagsel bij die freesbanken zat onze radio, die vader voor de Duitsers daar verborgen had. Daar fluisterde je alleen maar over, omdat je dat niet mocht weten.
Het landelijke vakblad voor de klompenindustrie van 14 mei 1942 – De Klompenmakerij – , wenst de heer J. v.d. Berg geluk met zijn 35-jarig huwelijksjubileum.
Over zijn persoon en stijl van besturen wordt waarderend geschreven en terloops wordt teruggeblikt op die akelig onzekere jaren dertig.
De bezielende woorden van den voorzitter heeft de moed bij menigeen doen herleven toen de klompenmakerij ten dode leek opgeschreven. Door zijn bezadigd optreden, zijn heldere blik op de dingen en zijn open karakter was en is hij bij velen in hoge achting.
Oorlogsgeweld gaat lang aan Harmelen voorbij maar in november 1944 wordt het spoorwegknooppunt aan de Putkop doelwit van geallieerde luchtaanvallen.
Op nog geen 200 meter van het spoor staat de woning en klompenmakerij van Jan Versloot en als de beschietingen en bombardementen blijven aanhouden, worden Jan Versloot en zijn gezin gedwongen te vluchten.
Jan en Riek van den Berg, die samen met hun ondergedoken zoon Piet op veilige afstand in het dorp wonen, nemen de vluchtelingen in huis.
Tot ver na de bevrijding delen zij hun woning met Jan Versloot, zijn drie volwassen dochters, Mien, Marie en Tine en zijn kleindochter Jet, dan 2 ½ jaar oud.
Jet is ook de kleindochter van Jan en Riek want hun oudste zoon Evert, trouwde in 1939 Tine, de jongste dochter van Jan Versloot.
In Rotterdam ontstaat voor zoon Evert een levensbedreigende situatie als de Duitsers tijdens grote razzia’s mannen oppakken voor dwangarbeid in Duitsland. Eef wordt opgepakt, en bij een wegenbouwbedrijf, gevestigd in Bremen, samen met zeshonderd andere opgepakte Rotterdammers dwangarbeid verrichten. Hij weet na maanden te ontsnappen.Na een lange tocht keert hij ondervoed en met ernstig aangetaste longen en luchtwegen terug. Hij herstelt maar ondervindt daar zijn verdere leven grote hinder van.
In de laatste maanden van de oorlog gaat voedselschaarste aan het gezin van dochter Bep en haar man in Utrecht niet voorbij. Er worden voedseltochten naar Harmelen ondernomen. De 64 jarige Jan van den Berg doet daar actief aan mee. Zijn kleinzoon Jan van Rooijen Wzn schrijft daar in zijn – Herinneringen aan Opa en Oma ( 2007) – over :
Ik zit samen met anderen (vermoedelijk ook met mijn moeder) op een paard en wagen richting Harmelen. We moeten bij de molen net voorbij De Meern stoppen vanwege een luchtaanval.
We worden beschoten en ik word door Opa Van den Berg van de wagen afgeplukt, vallen op de grond en Opa gaat bovenop mij liggen om mij te beschermen.
Of er iemand gewond of gedood was weet ik niet.
De Engelse piloten dachten vermoedelijk Duitse soldaten te zien.
